Taallessen Online

Woordbenoeming

- Koppelwerkwoord -

We hebben al twee soorten werkwoorden geleerd:

 

Voorbeeld:

Jan fietst.

fietst = zelfstandig werkwoord

Jan heeft gefietst.

heeft = hulpwerkwoord

 

 

Er is nog een derde soort werkwoorden, namelijk:

 

Koppelwerkwoorden
 

Voorbeeld:

Inge wordt tandarts.

wordt = koppelwerkwoord

Hektor is vals.

is = koppelwerkwoord

Bij een koppelwerkwoord staat altijd een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord.
Dat naamwoord wordt door het koppelwerkwoord aan het onderwerp van de zin vastgekoppeld, vandaar de naam.

De koppelwerkwoorden zijn:


|
zijn | worden | lijken | schijnen | blijven | blijken | heten | dunken | voorkomen |


Leer deze goed uit je hoofd!

 

Nu oefenen:

Groep 6:

Les 1

Groep 7:

Groep 8:

Les 1