Taallessen Online

Woordbenoeming

- Werkwoord of infinitief-

Voorbeeld:

Jan schaakt met zijn vader.
Bello blafte tegen een poes.
Wij schaatsten op de gracht.


schaakt is een werkwoord, want het zegt wat Jan doet.
blafte is een werkwoord, want het zegt wat Bello doet.
schaatsen is een werkwoord, want het zegt wat wij doen.


Je kunt zeggen:

 

Een werkwoord geeft aan wat er gebeurt in een zin.

 


schaakt komt van schaken

blafte komt van blaffen

schaatsen komt van schaatsen


Het hele werkwoord
schaken, blaffen en schaatsen noemen we de infinitief.
 

Piet slaapt nog steeds. (van de infinitief slapen)
Ons huis staat op de hoek.
(van de infinitief staan)


Zo zijn
slaapt en staat ook werkwoorden.
 

Nu oefenen:

Groep 6:

Les 1

Les 2

Les 3

Groep 7:

Les 1

Les 2

Groep 8:

Les 1

Les 2

Les 3

Les 4

Les 5