Bij de vorige les heb je geleerd dat de werkwoorden in een zin het
werkwoordelijk gezegde vormen.
Voorbeelden:
Japie schopt tegen de bal.
Irene heeft mij niet gezien.
Ik heb zitten huilen van verdriet.
Het zinsdeel dat in deze zinnen schuinsgedrukt staat noemen we:
HET WERKWOORDELIJK GEZEGDE
De functie van dit zinsdeel is, dat het zegt wat er gedaan wordt of gedaan
is.
Maak nu
les 2. Meer uitleg nodig? Klik
hier
!!!
|