Taallessen Online

Zinsontleding

- Naamwoordelijk gezegde (2) -

Koppelwerkwoorden

 

De werkwoorden 'zijn, worden, lijken, schijnen, blijven, blijken, heten, dunken en voorkomen' zijn koppelwerkwoorden. Wanneer deze werkwoorden in een zin als persoonvorm worden gebruikt, hebben we  te maken met een naamwoordelijk gezegde.

Voorbeeld:

De poes is bang.
Mijn broertje wordt krantenbezorger.

Het schip heette de Titanic.


Het naamwoordelijk deel van het gezegde (schuingedrukt) zegt iets over het onderwerp in die zin.
'De poes' is het onderwerp en 'bang' vertelt iets over de poes.
'Mijn broertje' is onderwerp en 'krantenbezorger' zegt iets over mijn broertje.

'Het schip' is onderwerp en 'de Titanic' zegt iets over het schip.

 

Pas op!

In een zin met een koppelwerkwoord staat nooit een lijdend voorwerp. Anders gezegd: bij een naamwoordelijk gezegde staat nooit een lijdend voorwerp.

Opdracht:

Zoek in de volgende zinnen het werkwoordelijk deel (persoonsvorm + andere werkwoordsvormen) en het naamwoordelijk deel. Samen vormen ze het naamwoordelijk gezegde.

 

Maak nu les 2. Meer uitleg nodig? Klik hier !!!

 

Nu oefenen:

Groep 6:

Groep 7:

Groep 8:

Les 1

Les 2

Les 3

Les 4