Taallessen Online

Woordbenoeming

- Voorzetsel -

Voor een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord staat dikwijls een voorzetsel.

Een bepaling begint vaak met een voorzetsel.

 

Voorbeeld:

   

De duif vliegt

bij

tot

op

om

in

uit

door

naar

voor

achter

boven

onder

naast

langs

tegen

de boom.

 

 

Andere voorzetsels zijn: sedert, sinds, aan, met, na, te, enzovoort.

 

 

Het voorzetsel te staat vaak voor een heel werkwoord (infinitief).

 

Voorbeeld:

Zit niet te praten.

 

 

Let op!

 

Voorbeeld:

Wij lopen over de brug.
Wij lopen de brug over.

over = voorzetsel
over
= bijwoord
 

 

Als deze woordjes (over, uit enzovoort) achter het zelfstandige naamwoord staan, zijn het bijwoorden.

 

 

Er staan ook wel eens twee voorzetsels bij elkaar.
 

Voorbeeld:

De leeuw sloop tot bij de tent.

tot bij = voorzetsels  

 

 

Het onderwerp en het lijdend voorwerp worden nooit voorafgegaan door een voorzetsel.

 

 

De volgende zinsdelen beginnen vaak met een voorzetsel:
 

  Voorbeeld:

1 Een bijwoordelijke bepaling

Wij gaan in de vakantie naar de Veluwe.

2 Een meewerkend voorwerp

Jan gaf klaver aan zijn konijnen.

3 Een voorzetsel-voorwerp

Ik hou van kersen.

 

 

Nu oefenen:

Groep 6:

Groep 7:

Les 1

Les 2

Les 3

Groep 8:

Les 1