Taallessen Online

Zinsdeel benoemen

- De verleden tijd (v.t.) -

In de verleden tijd onderscheiden we sterke werkwoorden (onregelmatig) (andere klank)

en zwakke werkwoorden (regelmatig) (zelfde klank).

1.

Bij de sterke werkwoorden verandert de klinker als het werkwoord in de verleden tijd wordt gezet.

lopen

Koos loopt op het ijs. (t.t.)
Koos liep op het ijs. (v.t.)
De meisjes lopen op straat. (t.t.)
De meisjes liepen op straat. (t.t.)
 

vinden

Ik vind een euro op straat. (t.t.)
Ik vond een euro op straat. (v.t.)
De mensen vinden dat programma niet leuk. (t.t.)
De mensen vonden dat programma niet leuk. (v.t.)

Let op!


 

A.

In de verleden tijd (v.t.) enkelvoud schrijven we nooit een uitgang + t.

binden

lopen

ik bond, jij bond, hij bond (v.t.)

ik liep, jij liep, hij liep (v.t.)

B.

Moeten is een uitzondering. De klinker verandert niet, toch is het een sterk werkwoord.

moeten

Hij moet naar huis. (t.t.)

Hij moest naar huis. (v.t.)

2.

Bij zwakke (regelmatige) werkwoorden wordt achter de stam -te / -de (enkelvoud) of -ten / -den (meervoud) geschreven.

noemen

werken

branden

rusten

ik noem, ik noemde, wij noemden

ik werk, ik werkte, wij werkten

ik brand, ik brandde, wij brandden

ik rust, ik rustte, wij rustten

A.

Als je niet goed weet of er de(n) of te(n) achter de stam moet komen, denk dan aan deze regel:

 

Als de laatste letter van de stam één van de letters (medeklinkers) van het woord 't kofschip is

(t, k, f, s, c, h, p) schrijven we stam + te(n)
 

werken

rusten

lachen

blaffen

wassen

wippen

ik werk

ik rust

ik lach

ik blaf

ik was

ik wip

ik werkte

ik rustte

ik lachte

ik blafte

ik waste

ik wipte

B.

Als de laatste letter van de stam niet één van de letters (medeklinkers) van 't kofschip is dan komt achter de stam + de(n)
 

branden

noemen

horen

vertellen

ik brand

ik noem

ik hoor

ik vertel

ik brandde

ik noemde

ik hoorde

ik vertelde

Let op:

Bij werkwoorden als beloven, verbazen, enzovoort, is de stam: ik beloof, ik verbaas.


De laatste letters zijn
 f en s , maar krijgen toch in de verleden tijd stam + de(n) , omdat de f en s eigenlijk een v en z zijn (en ook dus niet in 't kofschip voorkomen).
 

beloven

verbazen

plonzen

bonzen

roven

verhuizen

ik beloof

ik verbaas

ik plons

ik bons

ik roof

ik verhuis

ik beloofde

ik verbaasde

ik plonsde

ik bonsde

ik roofde

ik verhuisde

 

Nu oefenen:

Groep 6:

Woordpakketten

Les 1

Les 2

Les 3

Groep 7:

Woordpakketten

Les 1

Les 2

Les 3

Les 4

Les 5

Groep 8:

Woordpakketten

Les 1

Les 2

Les 3