Taallessen Online

Zinsdeel benoemen

- De stam + t -

Je weet dat de stam van een werkwoord altijd de ik-vorm van het werkwoord is.
We noemen de ik-vorm de
1e persoon omdat het de eerste persoonsvorm is in het rijtje van enkelvoud.

 

Wanneer je de 2e ( jij, je ) en 3e ( hij, zij, ze, het, u ) persoon enkelvoud opschrijft, schrijf je altijd stam + t
 

Jij noemt
Je rust
Hij werkt
Het brandt
U loopt

 

Zie je dat rust al een t heeft in de stam en geen extra t krijgt?

Als je achter de persoonsvorm staat en vervangen kan worden door jij, schrijven we alleen de stam

Noem jij? (Noem je?)
Loop je? (Loop jij?)

Vind jij? (Vind je?)

Hoor je? (Hoor jij?)

Merk je dat dit altijd vraagzinnen zijn?

Maar let op!!

 

Betekent je hetzelfde als jouw dan mag je de stam (ik-vorm) niet gebruiken. (je is dan een bezittelijk voornaamwoord)

Dus alleen als je - jij betekent!
 

Ren je?
Vind je?
 

maar: Rent je broer? (je = jouw)

maar: Vindt jouw zus dat ook?' (jouw = je )

 

Nu oefenen:

Groep 6:

Groep 7:

Les 1

Les 2

Les 3

Les 4

Groep 8:

Les 1