Je weet dat de
stam van een werkwoord altijd de ik-vorm van het werkwoord is.
We noemen de ik-vorm de 1e
persoon
omdat het de eerste persoonsvorm is in het rijtje van enkelvoud.
Wanneer je de
2e ( jij, je ) en
3e ( hij, zij, ze, het, u ) persoon
enkelvoud opschrijft, schrijf je altijd
stam + t
|