Taallessen Online

Zinsontleding

- Persoonsvorm -

In een zin worden de meeste woorden altijd hetzelfde geschreven. Alleen bij de werkwoorden is dat niet zo.

Werkwoorden in een zin kunnen een vormverandering ondergaan. Daarom moet je voor je gaat schrijven altijd eerst het werkwoord opzoeken.

Belangrijk is om te ontdekken of het werkwoord als persoonsvorm wordt gebruikt.

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

1.

Maak de zin vragend. Het eerste woord is dan de persoonsvorm (pv).

Arja noemt de twaalf provincies op.
De aap rust op een tak van de boom.
De huizen branden helemaal uit.
Het meisje werkt in de bloemenboetiek.
De kinderen lopen in de rij naar de gymzaal.
 

Noemt Arja de twaalf provincies op?

Rust de aap op een tak van de boom?

Branden de huizen helemaal uit?

Werkt het meisje in de bloemenboetiek?

Lopen de kinderen in de rij naar de gymzaal?

noemt = p.v.

rust = p.v.

branden = p.v.

werkt = p.v.

lopen = p.v.

2.

Zet de zin een andere tijd. Het woord in de zin dat verandert is de persoonsvorm (pv).
 

De voorzitter noemde de voordelen op.
Wie rust er altijd tussen 12.00 en 14.00 uur?
De schuur brandde alleen aan de achterkant.
Waar werkt je vader het liefst?
De krantenjongen loopt al drie jaar deze wijk.

De voorzitter noemt de voordelen op.

Wie rustte er altijd tussen 12.00 en 14.00 uur?

De schuur brandt alleen aan de achterkant.

Waar werkte je vader het liefst?

De krantenjongen liep al drie jaar deze wijk.

noemde = p.v.

rust = p.v.

brandde = p.v.

werkt = p.v.

loopt = p.v.


3.

Zet het onderwerp in meervoud of in enkelvoud. Het woord dat verandert is de persoonsvorm (pv).
 

Mijn broertje noemt de dieren bij hun naam.
De leeuwen rustten in de schaduw van de boom.
De pannenkoek brandt een beetje aan.
De kinderen werkten hard aan het opstel.
De kleuter loopt in de tuin.

Mijn broertjes noemen de dieren bij hun naam.

De leeuw rustte in de schaduw van de boom.

De pannenkoeken branden een beetje aan.

Het kind werkte hard aan het opstel.

De kleuters lopen in de tuin.

noemt = p.v.

rustten = p.v.

brandt = p.v.

werkten = p.v.

loopt = p.v.

 

 

Nu oefenen:

Groep 6:

Les 1

Les 2

Les 3

Les 4

Groep 7:

Les 1

Les 2

Les 3

Les 4

Les 5

Les 6

Les 7

Les 8

Groep 8:

Les 1

Les 2

Les 3

Les 4

Les 5

Les 6