De leerlingen ? hun best.
Wij ? niets aan dat programma.
De kinderen ? hun vriendjes in de steek.
De mensen ? veel voor Unicef.
? we vanavond nog TV kijken?
De jongens ? hun hond terug.
Ze ? de laatste tijd niet zo goed.
Deze mensen ? van de prins geen kwaad.
De kinderen ? om hun moeder.
De honden ? naar het verstopte bot.
De kleine kinderen ? graag met knikkeren.
Mijn ouders ? elke vakantie.
Mijn jongere broertjes ? altijd hun melk op.
? deze mensen in een villa?
Zij ? de woorden altijd verkeerd.
De meeuwen ? boven het strand.
De ganzen ? ? op het weiland.
Zij ? van hun sorbet.
Veel reizigers ? de trein.
? hier ’s zomers veel plezierboten?
’s Zaterdags ? de kinderen hun zakgeld.
De meisjes ? bij die opmerking.
De verpleegsters ? de zieken.
Veel mensen ? onze koningin ?.
Onze buren ? mooie vogels in hun volière.