Hallo bezoeker


Zonder een geldige toegangscode

kan deze les niet gemaakt worden

Surf naar registreren ...



Tot een volgende keer!



Oefening 16

Oefening 16


is voldoende

10 minuten

Vul de verleden tijd (v.t.) en het voltooid deelwoord (volt. dw.) in.
Klik pas op controle wanneer je helemaal klaar bent.

Ik wil eerst uitleg.
wandelen  Wij vroeger heel vaak. Ik heb net nog .
fietsen  Zij
vorig jaar elke dag. Ben jij helemaal hier naartoe ?
halen  Hoe
jullie dat ooit in je hoofd? Na zonsondergang wordt de vlag omlaag .
hopen  Wij
op een zonnige dag maar het regende. Ik had zoiets altijd al .
landen  Gisteren
er drie straaljagers in onze tuin. Vorige week is er ook al eentje .
wachten  Wij
vanmorgen tevergeefs. Ik heb nu te lang .
redden  De agenten
zaterdag een hond. Ook de poes werd .
zetten  ►Zij
altijd al kerstboom in de tuin. Ik heb het net daar .
noemen  Hoe
ze jou vroeger? Ik ben lange tijd Bassie .
werken  ►Zij
elke dag aan het schip. Er is nu vijf jaar aan .
branden  Wij
kaarsen afgelopen winter. We hebben er zeker dertig .
rusten  Zij
uit na de lange wandeling. Ben je nou nog niet over de afloop?
lopen  Zij
toen ook al in de weg. Ik heb dat hele eind .
rijden  ►Wij
een paar keer verkeerd. De oude vrouw werd naar het ziekenhuis .
vergeten  Wij
vroeger altijd alles. Nu zorg ik dat ik niets ben .
verzenden  Wij
die brieven toch al eerder? Ze waren woensdag al .
schrijven  Jullie
ons vorige week een brief. Zo stond het .
doen  ►Waarom
jullie dat toen andersom? Zo hebben we het altijd al .
komen  Waar
jullie toen vandaan? Wij zijn daar nooit langsheen .
stelen  Wat
de inbrekers vorige week uit de kassa? Er is toen helemaal niks .
leggen  Wie
het lootje bij die wedstrijd vorige week? Ik heb de sleutel daarbij .
blaffen  ►De honden
vanmorgen ook al. Waarom hebben ze zo hard ?
gillen  Wie
daar zojuist? Ik heb echt niet .
houden  ►Zij
toen ook al niet van appels. Ik heb het in de gaten .
snijden  ►We
de taart in stukken. Ik heb wel in mijn vinger .
lezen  ►Wat
we gisteren in de krant? Ik heb dat nog nooit .
verwachten  ►Wie
jullie gisteren op het feest? Dat had ik al lang .
schoppen  Zij
de bal zaterdag lek. Die jongen heeft het nog ver .
verzamelen  Jullie
vroeger postzegels. Ik heb munten .
vinden  Wat
de voetballers vorige week? Zij heeft de oplossing .