Homoniemen 2

1.	Kennis of wetenschap over iets
	Gelooide huid van een dier
2.	Wandelpas
	Planeet in het zonnestelsel
3.	Katholieke kerkdienst
	Niet raak
4.	Voorbeeld, proefexemplaar
	Een eng mens of dier, dat schrik aanjaagt
5.	Klein dier dat piept
	Hulpmiddel bij de computer
6.	Punt van een schoen
	Reukorgaan
7.	Vrucht van de notenboom
	Muzieknotatie
8.	Wandelgang of stap
	Zojuist, nog maar net
9.	Journalistiek
	Apparaat om vruchtensap te maken
10.	Gereedschap om de grond te bewerken
	Elftal, team
11.	Peilen, verkennen
	Lichaamsdelen aan de onderarm
12.	Liefje, lieveling
	Een rijke verzameling van dure voorwerpen
13.	Plek om te leren, onderwijs te krijgen
	Groep vissen
14.	Antenne aan radio of televisie
	Bijnaam voor een mager mens
15.	Leiding, team van leidinggevenden
	Wandelstok, loopstok
16.	Hemellichaam
	Bekend mens, artiest, idool
17.	klein ronddwarrelend vuil
	Kennis van een vakgebied, dat wat je leren wilt
18.	Rubberen dopje in het afvoergat van een bad of wasbak
	Halt, ophouden
19.	Het internet verkennen
	Op een plank op het water gaan
20.	Een meubelstuk om aan te zitten
	Rijtje van vermenigvuldigingen, sommen
21.	Windstroming, bewegende koude lucht
	Bepaalde afstand als route of toer
22.	Ouderwets speelgoed waarbij ook een zweepje hoort
	Geld dat betaald moet worden voor het gebruik maken van een weg, brug of veerdienst
23.	Sloot, kanaal
	Snelheid
24.	Op het water drijvend stuk hout
	Snel, vlug
25.	De gesteldheid van de atmosfeer
	Opnieuw, herhaling
26.	Kwijt, zoekgeraakt
	Een baan om overheen te lopen of te rijden

Homoniemen Les 2