Buurman gaf ons een peer.
Vader gaf Wiebe een pak voor zijn broek.
Heb jij de kippen al eten gegeven?
Wij boden de jubilaris een bloemstuk aan.
Ik geef hem geen schijn van kans.
Heb je je moeder al een cadeautje gekocht?
De onderwijzer vertelde de leerlingen een mooi verhaal.
Oom Karel stuurde haar een mooie kaart uit New Vork.
Heb je je vader alles verteld?
Nee, ik heb hem nog niets meegedeeld.
Heeft Jan alles aan zijn broer verteld?
Ik heb een lekkere appel voor de juf meegebracht.
Wij schrijven ook tante Marie een lange brief.
Wie heeft Willem dat boek uitgeleend?
Wij hebben oom Dirk een kistje sigaren gestuurd.
Je moet de meester niet zo veel vragen.
Vader maakte een kruiwagen voor Walter.
Die opdracht durf ik hem niet te geven.
We hebben voor moeder een mooie ruiker bloemen geplukt.
De jarige job werd een mooi cadeau aangeboden.