Karel vangt een snoek.
Ik lust graag soep.
Onze kat vangt een muis.
Bello bijt de egel.
De slager slacht de koe.
Jan krijgt een nieuwe fiets.
De stroper vangt een konijn.
Wij hebben een kievitsei gevonden.
De kunstschilder heeft een mooie ets gemaakt.
De jongens gaan een hut bouwen.
Marietje heeft een kussen geborduurd.
Moeder heeft de aardappelen laten aanbranden.
De aannemer heeft een huis gebouwd.
Wie heeft die villa gekocht?
Mijn oom heeft hem gehuurd.
De jager schiet drie hazen.
Het roodborstje pikt de zaadjes op.
Hebben jullie wel eens een hagedis gezien?
Onze kippen leggen bijna elke dag een ei.
Moeder heeft een lekkere taart gebakken.