Leestekens zijn in een tekst heel
belangrijk. Je kent er eigenlijk al een heleboel:
|
. |
de punt |
Hiermee sluit je
altijd de zin af. je ziet ze ook bij de letters i, ij, ä, ë, ï,
ö, ü |
, |
de komma |
Gebruik deze bij
het scheiden van een lange zin of bij een lange opsomming. |
? |
het vraagteken |
Aan het eind van
een vragende zin, op de plek van de punt. |
! |
het uitroepteken |
Aan het eind van
een uitroepende zin, op de plek van de punt. |
|
|
|
Hoofdletters zijn
geen leestekens maar wel bijzondere tekens.
Je gebruikt ze
altijd aan het begin van een zin.
Ook alle eigen namen
moeten met een hoofdletter beginnen:
Fred, Schoonhoven,
Frankrijk, Europa, etc.
Let op:
De namen van de
dagen van de week en de maanden van het jaar schrijf je
niet
met een hoofdletter. |
|
|
|
Andere leestekens zijn: |
,, ,, |
de aanhalingstekens
|
Ze geven aan dat
de zin letterlijk wordt gedacht of gezegd door een persoon. |
: |
de dubbele punt |
Dit geeft aan dat
de zin nog niet afgelopen is, er volgt nog iets dat erbij hoort. |
; |
de punt komma |
De zin is nog
niet klaar want er volgt een opsomming die nog bij de zin hoort. |
|
|
|
Let op: op de
computer zien de aanhalingstekens er meestal zo uit: ,, " |
|
|
|
Je kunt in een verhaal op
twee manieren iets letterlijk door een persoon laten denken of
zeggen:
|
De juf zegt:
,,Houd nou toch eens
je mond." |
Zie je dat er
eerst een dubbele punt komt.
Zie je de plek van
de punt aan het einde van de zin. |
,,Houd
je mond nou toch eens,"
zegt de juf. |
Zie je dat er nu een
komma komt na de gesproken zin.
Natuurlijk eindigt
de zin met een punt. |
|
|
|